1. Het begin, de ketting
Begin met een ketting van 4 lossen en sluit de ring met een halve vaste (zie de instructievideo: ‘Hoe moet je halve vasten haken?’).
In het instructiefilmpje wordt met stokjes gehaakt. Het rondhaken met vasten gaat op dezelfde manier, alleen begin je dan met 2 in plaats van 3 lossen, als eerste steek.
Bekijk de instructievideo ‘Hoe kun je een haakwerk met vaste steken haken?’ en 'Hoe moet je stokjes haken?' om te leren hoe je deze steken moet haken.
2. De eerste toer
Haak 3 lossen. Deze tellen als het eerste stokje. Steek vervolgens met de haaknaald in het midden van de cirkel en haak 12 stokjes. Sluit de ring door een halve vaste te haken in de laatst gehaakte losse van het eerste stokje. Je hebt nu een cirkel van 12 stokjes, inclusief de eerste 3 lossen.
Begin altijd met drie lossen (het eerste stokje) of 2 lossen (de eerste vaste)!
3. De tweede toer, steken meerderen
Om met de volgende toer te beginnen haak je eerst weer 3 lossen als eerste stokje. Haak in de basis onderaan van deze lossen nog een stokje erbij. In iedere steek haak je nu twee stokjes. Sluit deze toer weer in de derde losse van de eerste steek met een halve vaste. In deze toer heb je nu 24 stokjes gehaakt.
4. De derde toer
Begin weer met 3 lossen, het eerste stokje. Haak in de volgende steek 2 stokjes. In de daarop volgende steek weer één en dan weer twee. Herhaal dit de hele toer rond, zodat er weer 12 steken bijkomen. Sluit de toer met een halve vaste.
5. De volgende toer
We starten weer met de lossen, de eerste steek. In de volgende steek haken we 1 stokje en in de daaropvolgende steek 2 stokjes, daarna weer 2 x 1 stokje en dan weer 2 en zo door.
6. De daarop volgende toeren
Je meerdert steeds in iedere toer gelijkmatig evenveel steken, in dit geval steeds 12. In iedere nieuwe toer zal daardoor het aantal enkele steken tussen de dubbele steken groter worden. Dus: 3 x 1 stokje en dan 2 in één steek, 4 x 1 stokje en dan 2 en zo door.
7. Twee ronde lappen haken
Haak door tot je een lap hebt van ongeveer 60 cm doorsnede. Hecht het werk af en haak een tweede ronde lap van hetzelfde formaat.
8. De begin- en einddraad afhechten
Trek de lus op de haaknaald wat groter en haal de haaknaald eruit. Knip het garen met een ruime marge los van de kluwen, haal het door de lus en trek het garen stevig aan. Haak (weef) daarna aan de binnenkant van het haakwerk de einddraad met de haaknaald onder wat haaksteken door weg (je trekt de draad dus onder de steken door). Herhaal dit een paar keer, totdat de draad goed vastzit. Haak op dezelfde manier ook de begindraad weg.
9. Een voering om de binnenvulling maken
Stop de binnenvulling in een oud t-shirt van ongeveer dezelfde kleur als het garen en maak er een mooie, strak gevulde bol van.
In plaats van een rond binnenkussen als vulling, kun je ook schuimvlokken gebruiken of een vulling maken van een oud dekbed.
10. De poef aan elkaar haken
Haak de lappen tot halverwege aan elkaar vast met een halve vaste. Stop de binnenvulling erin en haak snel verder zodat de spanning erop blijft voor een mooi eindresultaat. Hecht de draad af zoals beschreven in stap 8 en je poef is klaar.
Trek de draad stevig aan, zodat de opening zich goed sluit!
Als je de lappen helemaal aan elkaar hebt gehaakt moet je de draad goed afhechten, zodat de poef niet open kan springen!
Gebruik voor de poef bij voorkeur vaste steken, dat geeft een wat steviger haakwerk.