1. De auto neerzetten
Voor een betrouwbare, juiste meting moet je auto zo vlak mogelijk staan. Als er maar één wiel ongelijk staat, kun je al niet meer op je meting vertrouwen. Let er dus goed op dat je op een vlak wegdek staat geparkeerd en de auto, voor zover mogelijk, waterpas staat.
2. De auto laten afkoelen
Meet het peil van de olie bij voorkeur als de motor koud is, dat wil zeggen als de auto minimaal 12 uur heeft stil gestaan. Is dit niet mogelijk, bijvoorbeeld als je onderweg bent, laat de motor dan nadat je deze hebt uitgezet minimaal 5 minuten afkoelen.
3. De motorkap openen
Om het oliepeil te kunnen controleren moet je eerst de motorkap openen. Meestal gaat deze vanaf de voorkant open. In het instructieboekje kun je vinden waar de ontgrendeling zit.
Vaak is de motorkap extra beveiligd met een windhaak!
4. De oliepeilstok schoonvegen
Mocht je niet weten waar de oliepeilstok zich bevindt, zoek dit dan op in het instructieboekje. Meestal is de peilstok herkenbaar aan het symbool van een oliekannetje of een opvallende kleur. Haal de peilstok eruit en veeg hem goed schoon met een doek.
5. De olie peilen
Steek na het schoonvegen de peilstok terug, totdat deze helemaal tegen de aanslag zit. Haal hem er vervolgens weer uit om het oliepeil af te lezen. In het beste geval staat het olieniveau tussen Low, het minimale peil (onderste streepje) en Full het maximale peil (bovenste streepje). Staat het niveau onder het minimum, dan is het verstandig om olie bij te vullen.
Controleer het oliepeil eens per maand of om de 2500 kilometer en altijd voordat je een lange (vakantie)rit gaat maken!
6. Wanneer olie bijvullen?
Het verschil tussen het minimum- en maximumniveau is meestal een liter. Staat het peil precies op het minimum, dan moet je dus een halve liter olie bijvullen.
Als je meer dan één liter olie op duizend kilometer moet bijvullen, is er waarschijnlijk iets niet goed en is het verstandig even bij de garage langs te gaan!
7. Welke olie moet je gebruiken?
In het instructieboekje kun je vinden welke olie je kunt gebruiken. Vergelijk de specificaties op de oliefles met de specificaties die in het instructieboekje staan.
Wil je snel te weten komen welke olie je voor jouw auto kunt gebruiken? Dan kun je ook een app downloaden (zoals de Oliechecker App). Vul het kenteken in van je auto en je kunt meteen zien welke olie voor jouw auto geschikt is.
Als je niet over de juiste olie beschikt, kies dan altijd een zo goed mogelijk alternatief. Iets is in dit geval altijd beter dan niets! Laat de onbekende olie wel bij de garage controleren en probeer zo snel mogelijk bij te vullen met de juiste olie!
Let bij het kiezen van de olie niet alleen op de dikte (aangegeven door een getal, bijvoorbeeld '5W30'), maar ook op de API-specificatie op de fles (zoals 'SJ' in het geval van moderne benzinemotoren).
Zorg dat je altijd een liter reserveolie in je auto hebt liggen.
8. De olie bijvullen
Vul eerst een halve liter olie bij en controleer dan opnieuw het oliepeil van de auto. Is het peil nog onvoldoende, vul dan weer een halve liter bij en controleer daarna nog een keer het oliepeil. Vul echter nooit meer olie bij dan tot aan het maximum-streepje.
Vul nooit meer olie bij dan het maximumniveau, te veel olie kan namelijk ook schadelijk zijn voor de motor! De olie afdichtingen komen dan onder teveel druk te staan, waardoor ze gaan lekken.
Gebruik bij het vullen een trechter, om knoeien te voorkomen. Als er namelijk olie bij de motor komt, kan deze gaan roken - en in het ergste geval zelfs vlam vatten!