1. Het lichaam warm lopen
Begin met 10 minuten inlopen, zodat je spieren goed warm worden.
2. De kuitspieren
Steun met je handen op een bankje of tegen een boom, zet één been gestrekt naar achteren met je knie op slot en het andere been licht gebogen naar voren. Druk je heupen afwisselend naar voren, zodat je spanning voelt op je kuit, en weer terug. Herhaal dit een paar keer en wissel daarna van been.
3. De binnenkant van de benen, de liezen
Ga in spreidstand staan met één been op slot en het andere licht gebogen. Houd je bovenlichaam rechtop en buig over je gebogen been heen naar opzij en weer terug. Een paar keer herhalen en dan de andere kant.
4. De hamstrings (de spieren aan de achterkant van je been tussen knie en bil)
Leg één been gestrekt omhoog op bijvoorbeeld een bankje en buig zachtjes naar voren en terug. Na een paar keer buigen, wisselen van been.
5. De bovenbenen
Zorg dat je stevig staat. Steek één been achterwaarts omhoog, pak met je hand je voet vast en trek deze tegen je bil aan. Druk je knie iets naar achteren. Daarna je andere been.
6. De achillespees
Zet je voeten plat neer, met één voet iets naar voren. Steun met je handen ergens op en buig zachtjes door je knieën waarbij je hakken en tenen plat op de grond blijven.