1. Een ring haken van 8 lossen
Begin met een opzetlus en haak een ketting van 8 lossen. Sluit de ketting met een halve vaste tot een ring.
Wil je weten hoe je lossen en een halve vaste haakt? Bekijk dan even op onze site de instructies ‘Hoe kun je leren haken’ en ‘Hoe moet je halve vasten haken’.
2. Toer 1 haken
Haak 6 lossen met daarna een vaste in de ring. Je hebt nu de eerste lus gehaakt. Herhaal dit tot je in totaal 6 lussen hebt gemaakt. Haak om de toer te sluiten nog een keer 6 lossen en sluit deze met een vaste in de eerste lus.
Ook te vinden op onze site ‘Hoe kun je een haakwerk met vaste steken haken’.
3. Toer 2 haken
Begin deze toer met 6 lossen en een vaste in de volgende lus. Steek daarna een veiligheidsspeld door de net gemaakte lus, zodat je hierna geen lussen meer hoeft te tellen. Haak nu net als in de eerste toer steeds 6 lossen en een vaste in de volgende lus, tot je bij de lus met de speld komt. Haak weer 6 lossen en sluit deze met een vaste in de lus met de veiligheidsspeld.
Steek de veiligheidsspeld steeds in de eerste lus van iedere nieuwe toer. Zo weet je precies waar je de toer moet sluiten.
4. Toer 3: kiezen voor een groot of klein net
Nu moet je kiezen of je een groot of klein netje wilt maken, omdat we in deze toer gaan meerderen. In het kleine netje gaan ongeveer 20 eitjes, in het grote ongeveer 50 à 60. Voor een groot netje maak je in iedere lus twee lussen, dus meerder je steeds 1 lus. Voor een klein netje meerder je om en om. In beide gevallen begin je met meerderen. In de video wordt het kleine netje gehaakt.
5. Toer 3: de eerste 2 lussen haken
Haak 6 lossen en maak de vaste nu niet in de volgende lus, maar in dezelfde lus. Steek in de net gehaakte lus weer je veiligheidsspeld. Haak hierna 6 lossen en een vaste in de volgende lus. Voor het kleine netje, maak je in deze lus geen tweede lus. Je meerdert om en om door na 6 lossen met een vaste in de volgende lus, twee keer 6 lossen te haken met een vaste in dezelfde lus. Ga hiermee door tot aan de lus met de speld.
Voor zowel het grote, als het kleine netje begin je altijd met meerderen, dus 2 lussen in 1 lus!
Voor het grote netje maak je in iedere lus 2 lussen, dus steeds 1 lus meerderen!
6. Toer 3 sluiten
Sluit de toer met 6 lossen en een vaste in de eerste lus. Toer 3 is de enige toer waarin je lussen meerdert.
7. Toer 4 en overige toeren haken
Vanaf nu haak je de hele toer rond steeds 6 lossen met 1 vaste in de volgende lus. Sluit iedere toer met 6 lossen en een vaste in de lus waar de veiligheidsspeld zit. Ga door tot je nog 12 toeren hebt gehaakt.
8. De draad afhechten
Knip de draad ruim af en steek hem in de naald. Aan de achterkant van iedere gehaakte losse zie je een bobbeltje. Steek de naald met de draad van beneden naar boven door zo'n bobbeltje heen en ga hiermee door tot aan de vaste. Leg aan de achterkant van de vaste een knoop en knip het resterende stukje draad af.
Als je een knoop legt aan de achterkant van een vaste, valt deze minder op.
9. De sluitkoordjes haken
Haak voor de sluitkoordjes van het kleine netje twee kettingen van 80 lossen en van het grote netje twee van 100 lossen. Knip aan het eind van iedere ketting de draad af en haal hem door de laatste lus.
Voor een leuk effect kun je voor de sluitkoordjes een andere kleur gebruiken, dan voor het netje.
10. Het eerste sluitkoordje door het netje rijgen
Rijg één sluitkoordje door de bovenste lussen van het netje. Het maakt niet uit waar je begint. Rijg om en om van buiten naar binnen en van binnen naar buiten, helemaal rond. Eindig van binnen naar buiten op de plek waar je van buiten naar binnen bent begonnen. Trek de draad naar buiten en knoop de twee uiteinden aan elkaar. Knip daarna de draden af.
11. Het tweede sluitkoordje rijgen
Doe hetzelfde met het tweede sluitkoordje, maar begin nu in de lussen recht tegenover die, waar je met het eerste koordje bent begonnen. Als je aan de koordjes trekt, sluit de bovenkant en is het netje klaar om te gebruiken.
Voor een kleurig netje kun je meerdere kleuren garen gebruiken. Zo kun je bijvoorbeeld de laatste twee toeren in een andere kleur haken, zodat het netje een gekleurde rand krijgt.
Je kunt het netje versieren met bijvoorbeeld (gehaakte) bloemetjes, glitters of kraaltjes.
12. Haken met meerdere kleuren
Wil je tijdens het haken van kleur wisselen, knip dan aan het eind van een toer de werkdraad af op ongeveer 15 cm en haal de draad door de lus. Pak de nieuwe werkdraad en sla deze dubbel. Steek de haaknaald in de vaste waar je bent gestopt, pak de draadlus en trek deze door de vaste heen, waarbij je het uiteinde laat hangen. Haak hierna, alleen met de kluwendraad, 6 lossen voor de eerste lus van de volgende toer. Hecht dan, voordat je verder haakt, aan de binnenkant de losse draadjes af, omdat je daar nu nog makkelijk bij kunt.