1. de Banaanligging (0-3 maanden)
Al vanaf de geboorte kan je de draagdoek gebruiken. Hang de draagdoek iets boven je navel, met het kussen op je schouder, en de clip op je rug. Leg het hoofdje zo dicht mogelijk tegen het schouderkussen aan. Check of de baby goed in de draagdoek ligt en ga dan pas staan. Zorg dat de baby zo in de doek ligt dat je het gezichtje goed kan zien en de baby goed kan ademen. Voor een kleine baby kan je de draagdoek binnenstebuiten keren, waardoor het draaggedeelte van de doek kleiner wordt. Zo ligt een kleine baby hoger in de doek.
2. de Kangoeroezit (3+ maanden)
Vanaf ongeveer 3 maanden kan je een baby in de kangoeroezit dragen. Hang de draagdoek iets boven je navel. Til de beentjes van de baby omhoog en laat de billetjes in de draagdoek zakken met de rug van de baby naar je toe. Het hoofdje leunt tegen de draagband. Zorg dat de gevoerde rand ook aan de achterkant het kind omsluit.
3. de Heupzit (8+ maanden)
Als een kind zelf kan zitten, kan je het op je heup dragen. Deze stand voelt niet zwaar aan, het gewicht wordt goed verdeeld over je lichaam. Hang de draagdoek om, met de clip op de borst en het kussen op je schouder. Zet het kind met de beentjes aan beide kanten op de heup. Trek dan de band stevig aan. Hoe hoger het kind zit, hoe lichter het draagt.
4. Boxhangmat (0-3 maanden)
De draagdoek kan ook gebruikt worden als hangmat in de box. Je hangt het aan de spijlen van de box, en je houdt een maximale afstand van 10 cm aan tussen de hangmat en de boxvloer. Bij een grote box hang je de draagdoek schuin in de hoek.