Er zijn enkele uitzonderingen waarbij bont gebruikt is van dieren die er niet speciaal voor gefokt worden (zoals Coyotes uit Noord-Amerika die gedood worden om overpopulatie te voorkomen). Misschien herinner je je nog de discussie over de bontkraag van Arie Boomsma.
Wil je het zekere voor het onzekere nemen, kies dan voor een kledingstuk waarvan je zeker weet dat er geen dierenleed aan te pas is gekomen. Met nepbont zit je altijd goed.
1. De voeltest
Wrijf het bont tussen je duim en wijsvinger.
- Echt bont voelt glad en zacht aan.
- Imitatiebont voelt stroef aan en een beetje plakkerig.
2. De kijktest
Blaas zachtjes op de haartjes, zodat je de onderlaag goed ziet.
- Echt bont bestaat vaak uit diverse soorten haar. De ondervacht is pluizig, zoals bij een poes of hond. Vaak steken er lange, dikkere haren uit die aan de onderkant meestal een andere kleur hebben. De onderste laag is echt leer.
- Imitatiebont valt niet zo soepel uit elkaar als echt bont. Alle haren van nepbont zijn ongeveer even dik. Veelal zijn niet duidelijk verschillende soorten haar te onderscheiden. De lange haren zijn in één kleur gekleurd. De onderste laag is van stof.
Onderstaande twee testjes kun je niet in de winkel doen maar zijn wel bruikbaar wanneer je thuis een jas of ander kledingstuk met bont in je bezit hebt.
3. De priktest
Prik met een speld dwars door het bont.
- Echt bont: de speld gaat er moeilijk doorheen. Je moet even doordrukken.
- Imitatiebont: de speld glijdt gemakkelijk door de onderlaag.
Houd bij de volgende proef de haren niet in je hand, maar leg ze op een asbakje.
4. De vuurproef
Trek voorzichtig een paar haartjes uit het bont en houd die bij een vlammetje.
- Echt bont: de haren verschroeien als je eigen haar, ze verschrompelen helemaal.
- Imitatiebont: de haren smelten als plastic, waarbij zich aan de topjes van de haren harde bolletjes vormen.