1. De wand plamuren
Vul de naden en de schroefgaten met gipsplaatvuller op. Gebruik hierbij voor het dichtplamuren van de naden een stucspaan en voor het vullen van de schroefgaten een plamuurmes. Als de gipsplaatvuller droog is, kun je voor de tweede keer plamuren. Daarna kun je de wand glad schuren.
Wil je liever een wand met naden? Spuit een dunne rail met acrylaatkit in de naden en strijk daarna de kit met een natte vinger glad.
2. Behangen
Wil je de wand verder afwerken met behang, breng dan eerst een voorstrijkmiddel aan op de gipswand zodat het behang later niet loslaat.
Je kunt de muren ook voorstrijken met een laag behanglijm, al dan niet verdund.
3. De wand glad stucen
Bewerk de gipswand met een voorstrijkmiddel, zodat de zuigende werking van de platen vermindert. Laat dit 24 uur drogen. Plak daarna de naden af met zelfklevend wapeningsband, zodat er later geen scheurtjes in de stucwand ontstaan. Zet de zogenaamde stucspeer op de hoeken vast met een paar dotjes stucspecie en je kunt gaan stucen.
Als je de wand gaat stucen, dan hoef je de naden en schroefgaten niet te plamuren.
Als het stucwerk na verloop van tijd helemaal droog is, kun je de wand verven of behangen. In de bouwmarkt kun je muurverf in iedere gewenste kleur laten mengen.
Voor het laten drogen van het stucwerk is een goede ventilatie belangrijk!