1. Aantal velden
Een schaakbord heeft 64 velden: 32 witte velden en 32 zwarte (of donkere) velden. Spelers hebben allebei dezelfde stukken (in wit ofwel in zwart).
2. Beginopstelling
De tweede rij van onderen wordt volledig bezet met pionnen. Dat geldt zowel voor wit als voor zwart. Op de rij eronder (de onderste en eerste rij van het bord) zie je van links naar rechts:
Een 'toren' (uiterste linker hoek), een 'paard', een 'loper', een 'dame', een 'koning', een 'loper', een 'paard', een 'toren' (uiterste rechter hoek).
3. Coördinaten
Op de horizontale lijn heb je de coördinaten A t/m H. Op de verticale lijn 1 t/m 8. Gezamenlijk krijg je zo de coördinaten voor de velden. De coördinaten zijn handig om een bepaalde zet (handeling) uit te kunnen drukken naar derden toe.
4. Horizontaal, verticaal & diagonaal
De speelstukken kunnen op verschillende manieren over het schaakbord worden verplaatst.
- Horizontaal: van 'links naar rechts' of van 'rechts naar links'.
- Verticaal: van 'boven naar beneden' of van 'beneden naar boven'.
- Diagonaal: van 'schuin links naar schuin rechts' over het bord of andersom.
Per speelstuk gelden hiervoor verschillende regels, die in de volgende stappen zullen worden toegelicht.
5. Toren
De Toren mag naar alle velden die horizontaal of verticaal liggen. Hij mag daarbij zover gaan als hij wil of ook eerder stoppen. Een Toren kan alleen niet over andere stukken heen springen.
6. Loper
Een Loper kan zich alleen diagonaal verplaatsen, dus NIET horizontaal of verticaal. Je hebt zwartveldige en witveldige Lopers. Afhankelijk van de kleur waarin de Loper is opgesteld, kan de Loper zich alleen verplaatsen binnen de witte of zwarte velden.
7. Koningin of Dame
De Dame (ook wel koningin genoemd) mag alle kanten op (combinatie dus van Toren en Loper). De Dame mag alleen NIET springen. De dame is het sterkste stuk op het schaakbord.
8. Paard
Het Paard kan springen. Bij een stap springt het Paard ALTIJD één schuin en vervolgens één rechtdoor. Een zet bestaat dus als het ware uit twee stappen. Het Paard kan over eigen stukken of over stukken van de tegenstander heen springen.
9. Koning
De Koning is het belangrijkste stuk op het schaakbord maar ook het stuk dat het minste kan. De Koning kan één stapje per keer verzetten, alle kanten op.
10. Pionnen
De Pionnen worden in
de volgende les (les 2) besproken.
Het einde van de video bevat drie korte oefeningen voor het toepassen van de stof.