1. Een rondje haken
Begin met het maken van een lus. Steek de haaknaald door de lus en haak 4 lossen. Steek de haaknaald door de eerste losse, pak de draad op met het haakje van je naald en trek hem in één keer door beide lusjes (een halve vaste). Je hebt nu een soort rondje.
2. Het eerste halve stokje van de eerste toer haken
In de eerste toer haak je 8 halve stokjes in het rondje.
Begin met het eerste halve stokje. Sla de draad om de naald, steek de haaknaald door het gat in het midden van het rondje, pak de draad op met het haakje van je naald en trek de draad door het gat.
Je hebt nu drie lusjes op je haaknaald. Sla de draad opnieuw om de naald en trek de draad met het haakje door de drie lusjes.
3. De overige halve stokjes van de eerste toer haken
Steek in het eerste halve stokje een markering, zoals bijvoorbeeld een paperclip en haak er nog 7 halve stokjes bij op dezelfde manier als het eerste halve stokje.
Dus: draad omslaan, haaknaald door het gat steken, draad oppakken en door het gat trekken, draad nog een keer omslaan en door de drie lusjes trekken.
Als je de v-tjes telt kun je zien hoeveel stokjes je hebt gehaakt.
4. Het eerste halve stokje van de tweede toer haken
In de tweede toer ga je steken meerderen. Hiervoor moet je in elk half stokje van de eerste toer twee halve stokjes haken. Verwijder de markering en haak één half stokje in het eerste stokje van de eerste toer.
Dus: draad omslaan, haaknaald in de lus van het stokje uit de eerste toer steken, draad oppakken en door de lus trekken, draad nog een keer omslaan en door de drie lussen op je naald trekken.
Dit is het eerste halve stokje van de tweede toer.
5. De overige halve stokjes van de tweede toer haken
Steek in het eerste halve stokje van deze toer weer een markering. Haak daarna in dezelfde steek nog een tweede half stokje. Dus, tweemaal insteken in het halve stokje van de voorgaande toer. Haak op deze manier in alle halve stokjes van de eerste toer, twee halve stokjes. Aan het einde van de toer heb je dan 16 steken gehaakt.
Belangrijk is dat je steeds je markering in de gaten houdt, zodat je altijd weet waar je bent gebleven!
6. De volgende toeren
Als je voldoende steken hebt (afhankelijk van de grootte van de muts) hoef je niet meer te meerderen. Je haakt dan één half stokje in ieder onderliggende steek.
Naarmate je verder komt begint de spiraal steeds meer op een muts te lijken.
Het is wel handig om je markering te blijven gebruiken.
7. De muts afwerken
Als je voldoende toeren hebt gehaakt en je muts groot genoeg is, ga je de muts afwerken met een halve vaste (zie eerste stap). Knip de draad van de kluwen, haak een halve vaste en trek de draad door de lus. Werk met behulp van een dikke naald of met je haaknaald de draad weg aan de binnenkant van de Beanie, oftewel de achterkant van je werkstuk. Moffel de draad een beetje weg door de draad in het haakwerk heen en terug weg te steken. Knip daarna de draad af en klaar is je Beanie.