1. Voortjes (geultjes) maken
Maak met een plantenschepje twee geultjes, ofwel voortjes, in de aarde, ongeveer 15 cm uit elkaar. In deze voortjes ga je de rucola op rijtjes zaaien.
Je kunt de voortjes zowel in de lengte, als in de breedte maken.
2. De voortjes vullen met zaaigrond
Vul ieder voortje met fijne zaaigrond en druk de grond met de hand iets aan.
De zaaigrond houdt het vocht goed vast, waardoor de zaden beter zullen kiemen dan in droge tuingrond.
3. De rucola zaden in de grond leggen
Leg nu de rucola zaden in de zaaigrond, op een centimeter van elkaar. Doe dit in beide voortjes.
Zaai niet te dik, want de planten groeien behoorlijk uit!
Als je 2 rijtjes rucola zaait en 1 à 2 weken later weer 2 rijtjes, dan kun je hiermee tot in de herfst doorgaan en heb je steeds verse rucola.
4. Afstrooien met zaaigrond
Strooi, nadat je de zaden hebt uitgelegd, op de zaden nog eens een halve centimeter zaaigrond in het voortje. Druk dit goed aan met een plankje, voor een stevig contact tussen het zaad en de zaaigrond. Maak daarna de grond voldoende vochtig.
De zaden liggen dus tussen twee lagen zaaigrond: een laag onder de zaden en een laag bovenop de zaden.
Geef niet té veel water, want dan spoelen de zaden weg!
5. De rucola oogsten
In de zomer kun je de rucola na 2 à 3 weken oogsten, in de herfst iets later. Snij de rucola blaadjes af met een scherp mes.
Het is belangrijk de rucola voor gebruik grondig te wassen! Niet alleen parasieten en bacteriën verdwijnen bij het wassen, maar ook een gedeelte nitraat.
Zet de rucola even kort onder water om zoveel mogelijk schadelijke stoffen te verwijderen. Dep daarna de rucola goed droog.
Snij met een scherp mesje de onderste stukjes van de stelen af.
Jonge rucola blaadjes zijn leuk als garnering bij gerechten.